We zijn een verwend volkje
De sloppenwijk Nyalenda is de grootste sloppenwijk van de stad Kisumu in Kenia en strekt zich uit langs de zuidelijke grens ervan. De meeste bewoners wonen in een frame van takken, aangesmeerd met leem of koeienpoep, overkapt met golfplaten. Er is weinig tot geen stromend water in het gebied en armoede is er troef. Elektriciteit wordt door een oude dieselmotor geleverd en met scheve palen in kluwen van kabels doorgelust naar de afnemers. En kinderen, overal kinderen, spelend met zelfgemaakt speelgoed of naakt in een modderpoel. Gehandicapten, verstopt in achterkamertjes omdat dit een schande is. Gebruikers van changaa, -de giftige illegaal gestookte sterke drank in Kenia- verslaafd en verscholen in de vele krochten die de sloppenwijk rijk is.
Een bezoek aan Nyalenda stond al enige tijd op ons wensenlijstje. Niet om de toerist uit te hangen, maar om onszelf op de hoogte te brengen van de situatie (wij doen een projectje in Kenia). Het was ons echter steeds afgeraden om er zonder begeleiding naar toe te gaan. Maar ineens werden we uitgenodigd door een tweetal vriendelijke en goedlachse Engelse jongedames tijdens een toevallige ontmoeting op een terras. De dames deden er vrijwilligerswerk, waren er bekend en wilden wel onze gids zijn. Ze beloofden ons -met een big smile- een idyllic experience.
Nyalenda is een groot terrein vol krotten en armetierige winkeltjes in smalle modderige straatjes met ontzettend veel achteloos weggegooide plastic zakken; de zogenoemde vliegende toiletten. Vlakbij een kerk, die opgetrokken was uit golfplaten, troffen we een open riool aan. Er hing een stank die zich opdrong in al mijn lichaamsopeningen en dus niet alleen met mijn neus leek te worden waargenomen. Het was ook nog eens verstikkend heet. Na een wandeling zijn we iets gaan drinken in een onooglijke uitspanning waar ze heerlijke en koele tropische drankjes bleken te serveren. Waar muziek werd gemaakt, waar werd gedanst, en waar wat verkoeling werd geleverd door een ventilator. Vanuit die positie, met uitzicht over een plein; de ‘idyllic experience’ afgewacht. De beleving probeerde wel door te komen, maar werd belemmerd door de omliggende rommel en de slechte staat waarin nagenoeg alles verkeerde. Ineens een klap, een rookpluim en een man die uit een elektriciteitspaal viel. Hij werd opgevangen door een zestal snel reagerende mensen die bij de paal stonden te kijken. De ventilator stopte ermee.
Na een wandeling zijn we iets gaan drinken in een onooglijke uitspanning waar ze heerlijke en koele tropische drankjes bleken te serveren.
De omringende stank maakte iets wakker in mijn limbisch systeem; het bracht mij terug naar mijn vader die bezig was om de beerput te legen. Naar de tijd toen je poep nog met een lange oe schreef. Het legen van de put deed hij twee keer per jaar met een schepemmer waarbij de derrie in de aangebrachte spitvoor werd gegoten. Het bracht ons polsdikke rabarber en snelgroeiende spinazie.
Ik mijmerde verder. Iedereen -we waren met z’n zessen- sliep op zolder, in één ruimte. Als het hard regende lekte het dak en stonden er overal emmertjes. Om droog te blijven moesten er meer dan eens bedden verschoven worden. ’s Winters bloemen op de ramen en rijp op de dekens, plassen in een pispotje die tussentijds soms iets geleegd moest worden in de dakgoot omdat er niets meer bij kon. We werden gewassen in een zinken teil met water dat op een derdehands potkachel verwarmd was. Ook allemaal in hetzelfde water. Ik was de oudste en daarom altijd de laatste. Als ik ging staan kon je aan de zeeprand rond mijn middel precies zien tot waar ik in het water had gezeten. Als de jongste iets had losgelaten omdat hij nog niet zindelijk was, werd het er gewoon uitgeschept en was de volgende aan de beurt.
We werden gewassen in een zinken teil met water dat op een derdehands potkachel verwarmd was. Ook allemaal in hetzelfde water.
Het kwam allemaal voorbij en ik zakte weg in een wolk van belegen weemoed. In mijn achterhoofd drong Wim Sonneveld zich op, hij zong ‘Het dorp’, het tuinpad van mijn vader. Ik was een kind en wist niet beter, dan dat ’t nooit voorbij zou gaan…
Ineens sloeg de ventilator weer aan, het leek de wolk weg te blazen en deze keer daalde de man die uit de paal gevallen was beheerst af. Er werd geapplaudisseerd en gelachen door datzelfde zestal die hem 15 minuten eerder had opgevangen. De muziek begon weer, de dans werd weer opgepakt en wij werden uitgenodigd om mee te doen. Het stonk er een uur in de wind maar de gezelligheid zullen wij nooit meer vergeten.
Wat is het in Nederland dan allemaal goed geregeld dacht ik later. Het was 50 jaar geleden bij ons al beter dan in Nyalenda nu, en we zijn er ook nog eens leuk op vooruit gegaan. Toch hebben wij zo’n 3000 demonstraties per jaar las ik laatst.
Gemiddeld gezien gaat het volgens mij heel aardig met Nederland, maar gemiddeld betekent ook dat er mensen zijn die een probleem hebben. Het is soms goed ergens aandacht voor te vragen, maar 3000 keer per jaar? Zoveel hebben ze er in Kenia echt niet. Zegt dat iets over Nederland en over onze welvaarts- en welzijnsbeleving? Zit klagen in het Nederlandse DNA? Zijn we een verwend ontevreden volkje? Of zijn het steeds dezelfde mensen die demonstreren? De mensen die er voor zijn om overal tegen te zijn, soms gekoppeld aan rellen en vernielingen. Als ik rondvraag in mijn sociale kring kom ik nooit iemand tegen die er bij was…
Zit klagen in het Nederlandse DNA? Zijn we een verwend ontevreden volkje?
Uit onderzoek door het Centraal Bureau voor de Statistiek is gebleken dat, hoewel de laatste jaren in het teken stonden van de coronacrisis, Nederlanders in het algemeen het eigen welzijn een hoog cijfer geven. En hebben we over welvaart te klagen?
Als je in Nederland een hartinfarct krijgt, word je met loeiende sirenes opgehaald en in de ambulance al voorbereid op een dotterbehandeling. Als het nodig is krijg je later via een klein sneetje in de slagader een stent toegediend. Al met al duurt dit pakweg twee uurtjes. Als je in Nyalenda een hartinfarct krijgt, ga je gewoon dood. Misschien dat je in de achterbak van een gammele pick-up nog het ziekenhuis haalt, maar dan ga je daar dood.
Natuurlijk is het hier ook niet overal rozengeur en maneschijn. Natuurlijk zijn er mensen die in het gedrang komen, tussen wal en schip vallen, een zware pijp roken of iets zwaar op de maag hebben liggen. Laten we die een zetje geven en weer op het spoor zetten. En ja, ik weet… soms gaat ook dat niet altijd gladjes en is er nog een zetje nodig…
Maar soms krijg ik bulten… Voor een aantal is het nooit genoeg.
Maak jouw eigen website met JouwWeb