Uitvinders versus uitfluiters

Iets uitfluiten is makkelijker dan iets uitvinden, komt misschien ook omdat je om iets uit te fluiten er doorgaans geen fluit van hoeft te begrijpen. Om iets uit te vinden moet een hele rits aan hersencellen overeind komen, om te fluiten is één hersencel die blijft liggen al voldoende.

Het uitfluiten van iets of iemand wordt altijd in groepsverband gedaan. Ik heb nog nooit iemand in zijn eentje naar een ander zien fluiten omdat die het met het doen of laten van die ander niet eens was. Als zo’n dwarsfluit zich al laat horen is dat meestal omdat die een voorbijganger een lekker ding vindt, er zijn er zelfs die ook nog hun fluit laten zien. Hoe dan ook, het zijn meestal niet de grootste denkers …

Het lijkt erop dat we in Nederland een minderheid hebben die iets uitvindt en een meerderheid die het vervolgens uitfluit. De werkelijkheid is echter dat de fluiters meer herrie maken en daardoor meer aandacht krijgen. Nog een werkelijkheid is dat er een hele grote middengroep is die het uitfluiten en de herrie die dat geeft spuug en spuugzat is. De echte maar zwijgende meerderheid die zeker ook wat vindt maar waarvan het gedrag nog beïnvloed wordt door fatsoen, normen en waarden en die daarom nauwelijks gehoord lijkt te worden.

Dat uitfluiten gaat dan veelal ook nog eens gepaard met vernielingen, overlast, provocatie en intimidatie, daar lijkt het trouwens vooral om te gaan. Wat ze uitfluiten weten ze vaak niet eens en wordt, als er naar gevraagd wordt, ter plekke bedacht. Het is uitschot, het is gespuis en tuig. Of, als variant op normen en waarden: de wormen der aarde.

Naast dat het letterlijke uitfluiten vaak vals klinkt, kunnen we er met de figuurlijke variant soms ook wat van. En schrik niet, volgens onderzoek zitten die cellen in ieder van ons en worden ze door onze samenleving zelfs flink aangejaagd omdat deze nu een stuk individualistischer is dan een paar eeuwen geleden. Binnen de huidige tijdgeest moet je vooral voor jezelf opkomen en gaat het hoofdzakelijk om je eigen belang en niet om het belang van een ander, of om een groepsbelang. We lijken daarvoor zelfs een onbewust mechanisme te hebben ontwikkeld waardoor we onze eigenwaarde verhogen en ons beter gaan voelen dan een ander. Zo geeft het bijvoorbeeld een gevoel van morele of intellectuele superioriteit als we iets weten te bekritiseren, vaak nog met een hooghartige verontschuldiging als: “je vindt het toch niet erg dat ik dit zeg, of ik mag toch zeggen wat ik vind, we hebben hier toch een vrijheid van meningsuiting”. Je vindt, ik vind, wij vinden, eigenlijk ook gewoon een vorm van uitfluiten, maar dan onder het mom van een vriendelijke correctie of advies.

Ikzelf denk dan wel eens: beoordelen of een ei rot is kan iedereen, maar zelf een ei leggen, probeer dat maar eens. Soms zeg ik dat ook, maar dan is vaak de reactie dat je niet tegen kritiek kunt ... Maar wie kan er dan eigenlijk niet tegen kritiek vraag ik me wel eens af?

Het is de treurnis van deze tijd, en dan vooral voor de echte uitvinders. Zij krijgen vaak te maken met ongezouten kritiek en beoordelingen. Daar waar ik wel eens denk, je kunt ook gewoon je mond houden, tenzij je vraagt om wat ze ervan vinden natuurlijk.

Maar hoe het dan zit met mijn vinding, deze zwam dus, over die notoire uitfluiters?

 

Wel, ze kunnen naar mijn sympathie fluiten ...

 

Menu