Tatoeages
Laat ik voorop stellen dat iedereen zich wat mij betreft mag uitdossen zoals hij of zij dat wenst. Het zal mij een worst zijn. Maar ik heb dan ook de vrijheid daar iets van te vinden, en dat is niet altijd in het voordeel van de betrokkene. Maar die heeft dan natuurlijk ook weer de vrijheid zich geen ene moer van mij aan te trekken. Tot zover allemaal goed.
Er zit een aversie tegen tatoeages in mij, niet tegen kleine dingetjes hoor, zoals een dolfijntje op je enkel of zo, of misschien wat groter op plaatsen waar de zon nooit (of zelden) schijnt. Nee het zijn die gigantische kleurplaten op benen, armen, ruggen en borsten, u kent ze wel. Ik krijg de associatie naar ordinair en onbeschaafd maar niet uit mijn hoofd. Ik weet dat het lang niet altijd zo is, maar het zit erin en ik krijg het er niet uit. Het is bij mij net als met rode bieten, alleen de lucht al geeft me braakneigingen en als ik ze toch eet, omdat ze bijvoorbeeld in een salade verstopt zitten, ben ik een paar dagen en nachten belast met kabbelend kontwater.
Of die grote piercings door wenkbrauwen, oren, lippen, neuzen of tepels; ook daarvoor geldt dat ze van mij mogen zitten op de enkele lichamelijke schaduwplaatsen die ons nog resten, maar houd het alsjeblieft voor mij verborgen.
Volgens mijn vrouw en kinderen heb ik last van vooroordelen, zelf ervaar ik het als gemak. Overigens niet alleen jegens die inktlappen of ijzerboeren, maar ik heb het bijvoorbeeld ook bij makelaars of colporteurs. Ik sta altijd op scherp als ik met dit soort mensen te maken krijg en ga er prat op als ik denk ergens niet te zijn ingetrapt.
Laatst werd ik op een treinstation aangesproken door een knaap die er uitzag als in het bovenstaande plaatje. Hij vroeg mij om wat geld om iets te eten, en voor de nachtopvang. Ik had toevallig een paar krentenbollen in mijn zak en heb hem die gegeven, eigenlijk in de verwachting dat hij ze af zou slaan, of wel aan zou nemen maar in de eerste de beste prullenbak zou gooien. Dit laatste was me namelijk al eens eerder overkomen, ik stond dus direct in mijn scherpste stand. Omdat ik toch moest wachten op de trein hield ik hem in de gaten. De krentenbollen waren in een mum van tijd door hem opgegeten. Ik heb een blikje cola voor hem uit de automaat getrokken en ben naar hem toegelopen voor een praatje. ‘Hoe ben je zover gekomen dat je hier op het station moet bedelen voor wat geld om te eten en voor een slaapplaats,’ vroeg ik hem. Hij vertelde mij over zijn jeugd, dat zijn ouders gescheiden waren toe hij 7 jaar was, dat hij zijn vader nooit meer heeft gezien en dat zijn moeder hem heeft verlaten toen hij 11 jaar oud was. Dat hij is opgegroeid binnen verschillende pleeggezinnen en zich uiteindelijk heeft ingelaten met verkeerde vrienden en daardoor veel dingen heeft gedaan waar hij nu spijt van heeft. Dat hij door zijn tatoeages en zonder diploma’s geen werk kan vinden en geen andere weg ziet dan te doen wat hij nu doet. De tranen stonden in zijn ogen, en in de mijne inmiddels ook. ‘Ben je verslaafd, of ooit geweest,’ vroeg ik. ‘Ja,’ zei hij, ‘dat ook nog, maar daar ben ik gelukkig helemaal vanaf.’
Uiteindelijk heb ik hem 20 euro gegeven, hij bedankte me. Mijn trein was inmiddels al weg en ik kon nog net de volgende pakken.
Ik heb die jongen nooit meer gezien, maar toch zit ook hij nu steeds in mijn hoofd…..
Maak jouw eigen website met JouwWeb