Ik wil (g)een hond
Over de aanschaf van een dier dient goed te worden nagedacht en dat blijkt niet altijd te gebeuren. Veelal is er onvoldoende ruimte, tijd of kennis om het dier een goede zorg te geven. Ook wordt de aanvankelijke behoefte naar een dier maar al te vaak een last, waardoor het vervolgens retour wordt gezonden naar het asiel, wordt doorgespoeld in het toilet, of wordt vastgebonden aan een boom.
Laat ik vooropstellen dat ikzelf een groot liefhebber ben van dieren, maar van huisdieren houd ik niet. Dieren horen in het bos of in een veld, in de zee of in een sloot, in de lucht of op het water. Daar zie ik ze ook het liefst. In de dierentuin gaat nog net, maar daar ligt wel de grens. Ik begrijp de mensen niet die met een hondje of poes op hun arm de voordeur opendoen als je aanbelt. Ik begrijp niet waarom mensen zich af laten likken door een hond of deze in hun eigen bed laat slapen. Ik begrijp niet waarom mensen met een hoog kinderstemmetje tegen honden, katten, marmotten, konijnen of reptielen praten, of -erger nog- over huisdieren praten alsof het hun kinderen zijn. Ik begrijp niet dat er aan huisdieren eigenschappen worden toegedicht alsof ze menselijk zijn. Antropomorfisme heet dat.
Ik begrijp de mensen niet die met een hondje of poes op hun arm de voordeur opendoen als je aanbelt.
Ik hoef dus geen huisdier. Maar soms komt er iets op je pad wat je niet verwacht ….
Ik moet ineens aan een hond. Eigenlijk wil ik het niet, maar ergens toch ook weer wel. Het zou namelijk goed voor me zijn. Ik wil dan een Dalmatiër die ik ‘Atiër’ ga noemen. Ik vind dat leuk vanwege mijn achternaam, maar men vindt dit geen geschikte hond voor mij ….
Ik moet meer bewegen van de dokter. Dat kwam door de uitslag van de jaarlijkse APK (Algemene Periodieke Keuring) waarbij mijn glucose, bloeddruk en cholesterol weer te hoog was. ‘Doet u nog steeds niets aan sport?’ vroeg hij. ‘Ik hou niet van sport,’ zei ik. ‘Ga dan elke dag een uur wandelen of zo, neem een hond dan moet je wel. Doe iets,’ was zijn reactie.
‘Doet u nog steeds niets aan sport?’ vroeg hij. ‘Ik hou niet van sport,’ zei ik.
Onder de indruk van zijn vermaning thuis direct gezocht op internet. ‘Hoe was het?’ vroeg mijn vrouw toen ook zij thuiskwam. ‘Ik moet aan een hond van de dokter, dus ik ben aan het zoeken naar wat de juiste keuze is. Ik doe nu de gratis rassentest, maar de hond die ik zoek bestaat niet.’ ‘Wat zoek je dan?’ vroeg ze. ‘Een hond die niet blaft, geen haar heeft, niet stinkt, kwijlt, bedelt of zeurt. Altijd gedwee met je meeloopt en die je zonder zorgen minstens een week of drie alleen kunt achterlaten.’ ‘Heb je al gezocht op bol.com?’ vroeg ze.
Ik doe nu de gratis rassentest, maar de hond die ik zoek bestaat niet.’
Daar uiteindelijk een hond gekocht, maar ik heb ‘m alweer weggedaan. Steeds als ik ‘m uitliet, reed er een auto voorbij van het plaatselijk verpleeghuis, omdat ze waren gebeld over een ontsnapte demente bejaarde. Heb er zelfs een keer onder dwang overnacht.
Ook ik heb niet goed nagedacht. Ik heb weliswaar voldoende ruimte, tijd en kennis van het hondje, maar ik kan niet tegen de blikken in mijn rug. Ik heb hem vastgebonden aan een boom in het park met een oranje halsband; daarop zijn naam, ‘Atiër’. Hij staat er al vier weken aan een rood touwtje. Wie ’m vindt, mag hem meenemen. Hij vraagt nauwelijks zorg, wekelijks een beetje smeerolie is genoeg, anders gaat hij piepen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb