Haaientanden
De verkeersregels zijn wettelijk vastgelegd. Alle weggebruikers dienen zich daaraan te houden. Rechts houden op de rijbaan, links inhalen, stoppen voor een rood verkeerslicht etc. In het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv) zijn al deze verkeersregels uitgewerkt.
Je bent een voetganger als je loopt. Ook als je op rolschaatsen, een step, of een skateboard staat; dus die dingen die wielen hebben. Zelfs met een skelter van ‘Piet Plezier’ ben je een voetganger. Als je met een paard loopt ben je een bestuurder, dat geldt ook voor een wandeling met een pony of een koe. Loop je met een Deense dog met een schofthoogte van 1 meter dan ben je een voetganger. Is het een Shetland pony met een schofthoogte van 50 centimeter dan ben je een bestuurder. Loop je met een stalen ros aan de hand dan ben je een voetganger, heeft het ros drie of meer wielen, dan ben je een bestuurder. Kortom er is geen chocolade van te maken. Maar het is nog gekker; als een scootmobiel op het voetpad of op het trottoir rijdt, is de inzittende volgens de regels een voetganger. Rijdt de scootmobiel op het fietspad of op de rijbaan, dan is deze een bestuurder. Zelfs al lijkt de chocolade gelukt, het is niet te vreten.
Maar sommige regels zijn helder. Als er vóór een kruisende weg haaientanden staan op het fietspad dan heb je als automobilist voorrang. Of ze er nu met een fiets rijden, met een koe lopen, een hond, of voor mijn part met een paarse krokodil, of het nu bestuurders zijn of voetgangers: ‘Je hebt voorrang!’ Je moet niet je eigen verkeersregels maken door te stoppen. Het lijkt wel vriendelijk, maar je schept verwarring!
Ik rijd op een druilerige dag van mijn werk naar huis, het loopt tegen zessen en het is al donker. Voordat ik het dorp inrijd, moet ik een paar rotondes nemen en een aantal fietspaden doorkruisen. Elk fietspad heeft haaientanden en alle bestuurders of voetgangers moeten dus voorrang verlenen. Nu ben ik altijd op m’n hoede, er staan ook nog wel eens kinderen. Ik probeer, als het kan altijd even oogcontact te maken met een snelle inschatting van wat ze gaan doen. Als ik maar het minste vermoeden heb dat ze doorkomen, stop ik. Je gaat niet willens en wetens je voorrang nemen met het risico iemand aan te rijden. Als de auto die voor me rijdt stopt om ze door te laten, dan stop ik ook en wacht rustig het vervolg af, maar meestal begrijp ik niet waarom er gestopt wordt. Alhoewel, soms is het druk en koud en regent het hard en heb ik medelijden, dan stop ik ook.
Bij de voorlaatste rotonde komt er een fietser door, het bleek een meisje. Ik had haar niet gezien; ze droeg donkere kleding en reed zonder licht. Hard remmend en claxonnerend kom ik tot stilstand. Ik raak haar net niet, maar door de schrik valt ze. Ik stap uit en vraag hoe het met haar gaat. Ze is boos. ‘Kan je niet uitkijken, opa,’ zegt ze. ‘Moet je zien, m’n hele broek kapot.’ Een jonge haaibaai van circa 15 jaar oud. ‘Zijn al die gaten in je broek van deze val?’ vraag ik. ‘Ja, wat dacht je dan, dat die gaten er al in zaten? Dat gaat je geld kosten man.’ ‘Wat ik denk is dat je weinig recht van spreken hebt, dame. Je rijdt in donkere kleding, zonder licht. Je geeft me geen enkele mogelijkheid om te anticiperen en je had nog haaientanden ook. Dat betekent dat jij had moeten stoppen.’
‘Fuck you, met je peren,’ zei ze. ‘Steek die maar in je reet.’ Ze pakte haar fiets op, gaf me nog een opstekende middelvinger en verdween.
Met een gaatje meer in haar broek is ze thuisgekomen. Thuis hebben haar ouders vermoedelijk niets gemerkt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb